Onder de omgevingswet is het voortaan noodzakelijk om toestemming te vragen aan gemeenten om gebruik te kunnen maken van een gelijkwaardigheid (gelijkwaardigheidsmaatregel). De wijze van invulling voor een gelijkwaardigheid maatregel kan op verschillende manieren plaatsvinden. Het kan via bouwtechnische, organisatorisch maatregelen of een combinatie hiervan. De gemeente beoordeelt de gelijkwaardigheid en kan daarbij advies inwinnen bij de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften (Atgb). Ook mag de gemeente de betrouwbaarheid van de voorgestelde maatregelen meenemen in de beoordeling, wat verklaart waarom men minder vaak voor puur organisatorische maatregelen kiest.
In het genoemde voorbeeld zou een gelijkwaardige maatregel kunnen zijn dat de hoofddraagconstructie maar 30 min brandwerend wordt uitgevoerd, maar dat er een brandwacht aanwezig is die personen bij brand actief kan informeren om het pand te verlaten waardoor sneller kan worden gevlucht en dus de hoofddraagconstructie minder lang stand hoeft houden tegen brand (organisatorische maatregel).
In het genoemde voorbeeld zou een gelijkwaardige maatregel kunnen zijn dat je de brandwerendheid van de hoofddraagconstructie beperkt tot 30 minuten, mits er een brandwacht aanwezig is die mensen bij brand actief waarschuwt. Zo kunnen zij sneller vluchten en hoeft de constructie minder lang stand te houden (een organisatorische maatregel).
Kortom, je kunt niet zomaar gebruikmaken van een gelijkwaardigheid.. Op basis van artikel 4.7 Omgevingswet dient dus eerst toestemming gevraagd te worden aan de gemeente voor het toepassen hiervan (waarbij weigering een mogelijkheid is). Wordt het toegepast dan dient dit onderdeel uit te maken van het besluit op de omgevingsvergunning (bouwactiviteit – technisch).