Wie is verantwoordelijk voor het nemen van de maatregelen bij de energiebesparingsplicht in een verhuursituatie?
Wie is verantwoordelijk voor het nemen van de maatregelen bij de energiebesparingsplicht in een verhuursituatie? ...
Bij het afgraven van meer dan 25 m3 grond, van eigen land, voor het afdekken van de kuilen gelden de regels voor het vooronderzoek bodem zoals gesteld in § 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna Bal). In deze paragraaf staat dat bij het verrichten van deze activiteit moet worden voldaan aan de regels over het voorafgaand bodemonderzoek.
Bij het gebruik van grond voor het afdekken van kuilen zijn de milieubelastende activiteiten (hierna: MBA) ‘graven in de bodem’ en ‘opslaan van grond’ van toepassing. Wanneer de grond afkomstig is van eigen land en het volume meer dan 25 m³ bedraagt, valt deze activiteit onder § 3.2.21 of § 3.2.22 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal):
In bijlage IIA van het Bal zijn de interventiewaarden van verschillende stoffen in de bodem opgenomen.
Deze indeling bepaalt welke regels voor het bodemonderzoek gelden en of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Volgens § 3.2.21 van het Bal wordt verwezen naar de algemene regels onder § 4.119 (Graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit).
Op basis van § 5.2.2, artikel 5.7a is het verplicht om voorafgaand aan het graven een vooronderzoek bodem uit te voeren. Dit onderzoek moet voldoen aan de NEN 5725-norm en omvat onder andere een beoordeling van:
Als uit het vooronderzoek een verdenking van bodemverontreiniging naar voren komt, is een verkennend bodemonderzoek verplicht (artikel 5.7b van het Bal). Het verkennend onderzoek moet voldoen aan de NEN 5740-norm en stelt de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast.
Wanneer uit het verkennend onderzoek blijkt dat het noodzakelijk is om de verontreiniging verder in kaart te brengen, moet een nader bodemonderzoek worden uitgevoerd (artikel 5.7d van het Bal). Dit onderzoek moet voldoen aan de NTA 5755-norm. Tijdens het nader bodemonderzoek worden:
in kaart gebracht.
Wanneer het graafvolume kleiner dan of gelijk is aan 25 m³ en de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is, valt deze activiteit onder § 22.3.7.2 ‘Kleinschalig graven boven de interventiewaarde bodemkwaliteit’ van het Omgevingsplan. Bij de MBA ‘graven in de bodem’ mag de grond gedurende maximaal 8 weken op locatie worden opgeslagen. Wordt de grond langer dan 8 weken opgeslagen of komt de grond van een andere locatie, dan valt dit onder de MBA ‘Opslaan van grond of baggerspecie’ (§ 3.2.24 van het Bal).
In § 4.122 staan de algemene regels voor deze MBA. Volgens artikel 4.1250 moet een eindonderzoek bodem worden uitgevoerd (zoals bedoeld in § 5.2.1) wanneer de opgeslagen grond van kwaliteitsklasse wonen of industrie is.
Bij het graven van meer dan 25 m³ voor het opslaan van kuilvoer moet worden voldaan aan § 3.2.21 (Graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit) of § 3.2.22 (Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit). In beide gevallen is een voorafgaand bodemonderzoek verplicht. Wanneer het graafvolume kleiner dan of gelijk is aan 25 m³ en de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is, valt dit onder § 22.3.7.2 van het Omgevingsplan.
Wanneer de MBA ‘Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit’ van toepassing is, wordt vanuit § 3.2.22 van het Bal verwezen naar de algemene regels onder § 4.120.
De gemeente kan in het Omgevingsplan:
Wanneer het graafvolume kleiner dan of gelijk is aan 25 m³ en de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is, valt deze activiteit onder § 22.3.7.2 (Kleinschalig graven boven de interventiewaarde bodemkwaliteit) van het Omgevingsplan.
‘Opslaan van grond of baggerspecie’ § 3.2.24 in het Bal:
In § 4.122 staan de algemene regels voor deze MBA. Volgens artikel 4.1250 moet een eindonderzoek bodem worden uitgevoerd (zoals bedoeld in § 5.2.1) wanneer de opgeslagen grond van kwaliteitsklasse wonen of industrie is.
Bij het graven van meer dan 25 m³ voor het opslaan van kuilvoer moet worden voldaan aan § 3.2.21 (Graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit) of § 3.2.22 (Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit). In beide gevallen is een voorafgaand bodemonderzoek verplicht. Wanneer het graafvolume kleiner dan of gelijk is aan 25 m³ en de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is, valt dit onder § 22.3.7.2 van het Omgevingsplan.
Wie is verantwoordelijk voor het nemen van de maatregelen bij de energiebesparingsplicht in een verhuursituatie? ...
Wat is de krijtstreepmethode en zijn beperkingen? Kevin Jones legt uit hoe het werkt en waar je op moet letten....
Het opslaan en mengen van stuifgevoelige afvalstoffen in de buitenlucht lijkt op het eerste gezicht misschien onschuldig, maar er gelden strikte regels binnen het stelsel van de Omgevingswet. Hoe zit ...